Osteopathie is een behandelmethode waarbij het zelfgenezend vermogen van het lichaam gestimuleerd wordt. Uitgangspunt is dat, waar weefsel goed beweeglijk is, ziekte geen kans krijgt.
Een osteopaat behandelt geen ziekte maar de mens met zijn ziekte. Hij/zij kijkt dus naar de mens als geheel. Osteopathie is een complementaire geneeswijze. Dit houdt in dat osteopathie aanvullend is op de reguliere geneeskunde en een bruikbare methode vormt naast reguliere behandelmethoden.
Uitgangspunten van de osteopathie:
- Biologisch is de mens één geheel en alle afzonderlijke delen (systemen) beïnvloeden elkaar
- Alles in het menselijk lichaam is beweeglijk, kan bewegen en moet bewegen
- Functie en structuur van weefsel zijn onherroepelijk aan elkaar verbonden
- Alle vloeistofstromen (bloed, lymfe, liquor, etc.) in het lichaam mogen niet belemmerd worden in het stromen
- De mens draagt van nature in zich een zelfgenezend vermogen, de osteopathie activeert dit
Hoe ontstaat bewegingsverlies?
Bewegingsverlies kan ontstaan door krachten van buitenaf of door processen in het lichaam zelf. Overbelasting van weefsel speelt hierbij een centrale rol.
Te grote krachten van buitenaf tasten de kwaliteit van weefsel aan, dit leidt tot verharding bijvoorbeeld na een harde val of kneuzing, na een operatie, een botbreuk, soms ook na een gecompliceerde tandheelkundige behandeling. Ook een zware bevalling of een vacuümverlossing waarbij het schedeltje van een baby veel te lijden heeft, kan aanleiding zijn tot bewegingsverlies.
Processen in het lichaam zelf:
- Erfelijkheid, bepaalde families hebben van nature een stuggere bouw
- Ontstekingen in weefsels kunnen littekens nalaten
- Overbelasting door verkeerde voeding kan stapeling geven van afvalstoffen, waardoor weefsel verhardt
- Langdurige stress heeft invloed op (bij)nieren en darmen, angst werkt verstijvend